‘Enkele jaren na aankomst in Batavia [1920] begon ik 
    met schilderen, voornamelijk straattaferelen’ schreef Dolf Breetvelt 
    in zijn autobiografie. Ook in tekeningen en houtsneden gaf hij Indische 
    onderwerpen realistisch weer. Op tentoonstellingen oogstte hij vooral lof 
    met portrettekeningen. Op verlof in Europa stelde hij zich van de moderne 
    kunst op de hoogte in de musea. Terug in Indië bleek zijn manier van 
    schilderen erdoor beïnvloed. Het landschap werd vereenvoudigd weergegeven 
    (constructivisme) en met fantastische elementen opgetuigd (surrealisme). 
    Slechts een enkeling in Indië kon deze vernieuwende tendensen waarderen. Als 
    tekenleraar hoefde Breetvelt van zijn kunst niet te leven; hij sloot dan ook 
    geen compromissen in zijn kunstopvatting. In 1937 ging hij met vervroegd 
    pensioen terug naar Nederland. Op de terugreis gaf hij zijn indrukken van 
    het exotische in Japan en Indochina vooral in aquarellen weer.
    In de oorlog werd zijn stijl realistischer. Na de 
    oorlog sloeg Dolf Breetvelt onder invloed van Braque nieuwe wegen in, 
    waarbij de vormen geabstraheerd werden. Op de tentoonstelling Vogelvlucht 
    (1949 in het Stedelijk Museum Amsterdam) was Breetvelt vertegenwoordigd met 
    kleurrijke gouaches, waarbij het Nederlandse landschap van bovenaf gezien 
    (in vogelvlucht dus) nog te herkennen was. Maar al het volgende jaar hing 
    zijn werk op de expositie Nieuwe stromingen in de beeldende kunst (ook in 
    het Stedelijk, 1950) bij de abstract-werkenden, naast Karel Appel en de 
    andere experimentelen van de COBRA-groep. Eerst waren de contouren in zijn 
    abstracte olieverfschilderijen en aquarellen sterk aangezet, maar in het 
    latere werk gunde hij zich steeds meer vrijheid. 
    In 1951 begon Breetvelt te beeldhouwen, veelal in 
    tropisch hardhout. Aan dit weerbarstige materiaal wist hij spannende vormen 
    te ontlokken. Verder maakte hij metaalplastieken en enkele stenen beelden 
    voor exposities in de buitenlucht, zoals op de Keukenhof (1955).