|
Het vroegste werk dat Dolf Breetvelt in Nederlands-Indië
maakte (midden jaren twintig), was realistisch of impressionistisch van
aard. Indische straattaferelen en mensen werden in diverse technieken
weergegeven. Portretten werden zodanig uitgewerkt in olieverf of krijt, dat
de volle nadruk viel op de karakteristieke inlandse trekken. |
|
|
In vlotgeschilderde aquarellen werden stadsgezichten in Batavia en Soerabaja vastgelegd. Breetvelt verzamelde inlandse kunstnijverheid en beeldde
maskers en houtsnijwerk in houtsneden af . Zelf sneed hij ook een masker, in een
modern-Europese stijl. |
|
Breetvelts werk kreeg in de jaren dertig steeds meer een surrealistische inslag.
In de landschappen en de dieren daarin is Indonesië te herkennen, maar het doel
is niet enkel om af te beelden maar vooral om een vervreemdende sfeer op te
roepen. Een dramatische lichtval versterkt het effect. |
|
Op zijn reis terug naar Nederland (1937-1938) legde hij indrukken van het
exotische Japan, Indochina en Egypte in aquarellen vast: van de tempels in
Angkor Wat en de moskeeën in Caïro tot de toneelspelers uit het Nô-theater. |